Address
Keizerstraat 118
2584 BL Den Haag (Scheveningen)
DAF M39
€29.95 – €45.95 incl. btw
Wilt u een aanpassing op dit ontwerp van de DAF M39? Dat is zeker mogelijk!
Graag horen wij hoe we dit ontwerp nog unieker voor u kunnen maken: rjarmymerchandise@gmail.com
bv. met uw kenteken, vlaggetjes of kenmerkende stickers.Controleer voor bestellen of de maat overeenkomt met uw maat.
-> Klik hier voor de maattabel voor herenkleding <-
-> Klik hier voor de maattabel voor dameskleding <-
-> Klik hier voor de maattabel voor kinderkleding <-
-> Klik hier voor de wasvoorschriften <-
Bent u op zoek naar een leuk en uniek bedrukt product ven de DAF M39?
Speciaal voor u kunnen wij verschillende soorten kledingstukken bedrukken met een afbeelding naar uw eigen keuze.
Ook kledingstukken die wij niet op de website hebben staan, kunnen wij zeer waarschijnlijk wel leveren, dus vraag hier gerust naar.
Dit kan van babykleding zijn, tot 7xl kleding. Door ons grote netwerk kunnen wij veel leveren.
Heeft u een legervoertuig? Of leuke herinneringen uit uw diensttijd?
Wist u dat wij ook ontwerpen kunnen maken aan de hand van uw eigen voertuig, of van een voertuig uit uw diensttijd?
Dit kunnen wij eenvoudig doen, het is helemaal niet zo ingewikkeld als het klinkt.
Wilt u hierover meer weten kijken dan op:
Hoe werkt het?
Laagdrempelig contact.
Heeft u vragen of wilt u uw wensen doorgeven?
Dat kunt u het beste digitaal doen i.v.m. foto’s en eventuele foutgevoeligheid in informatieverstrekking.
U kunt ons bereiken via mail of social media:
Mail: rjarmymerchandise@gmail.com
Facebook: www.facebook.com/rjarmymerchandise
Twitter: www.twitter.com/RJArmy12
Instagram: www.instagram.com/rj_army_merchandise
Informatie over de opdruk van de DAF M39:
De DAF M39 type Pantrado 3 of P.T.3 was een Nederlandse pantserwagen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.
Ontwikkelingsgeschiedenis van de DAF M39
De Nederlandse vraag naar pantserwagens
In 1937 besliste stafchef Izaäk Reijnders dat, gezien de budgettaire beperkingen voor materieelaankopen, het meeste geld voor de aanschaf van pantservoertuigen aan tanks besteed moest worden. Nieuwe pantserwagens zouden beperkt blijven tot veertien Landsverk M38 voertuigen — voor het oprichten van een tweede pantserwageneskadron en het toevoegen van een commandovoertuig aan ieder eskadron — en nog eens twaalf voertuigen van een nog onbepaald type om ieder van de vier Regimenten Huzaren van een peloton van drie verkenningsvoertuigen te voorzien. Verschillende hoge officieren hoopten dat hiervoor een type van eigen fabricaat te gebruiken, zodat in Nederland een begin gemaakt kon worden met een kleine binnenlandse productie van gevechtsvoertuigen.
Het Nederlandse leger suggereerde dat jaar aan DAF om een Engels pantservoertuig in licentie te gaan bouwen voor Nederlands gebruik. DAF wenste echter een voertuig van eigen ontwerp te produceren, dat men moderner achtte. Het bedrijf was toen reeds enkele jaren actief op het gebied van het ontwerpen van pantservoertuigen.
De Pantrado 1 en 2
Vanaf 1935 maakten Hub van Doorne en ingenieur kapitein Piet van der Trappen op papier een aantal ontwerpen van gepantserde gevechtsvoertuigen die gebaseerd waren op hun Trado – ophanging. Dit systeem, genoemd naar henzelf (Trappen – Doorne) bestond uit een door bladveren geveerd wielonderstel met twee aangedreven wielen dat aangebracht kon worden op, en aangedreven kon worden door, de achteras van een willekeurige bestaande vierwielige vrachtwagen. Zo kon op goedkope manier van een gewoon wegvoertuig een terreinvoertuig gemaakt worden, wat natuurlijk vooral nuttig was voor militaire vrachtwagens. Door over de luchtbanden van de dubbele achterwielen een rupsband te spannen, kon het voertuig zelfs eenvoudig omgebouwd worden tot half-track. De pantservoertuigontwerpen droegen de naam Pantrado, een samentrekking van “pantservoertuig” en “Trado”.
De Pantrado 1 was een zeer geavanceerd project: twee rupsvoertuigen, waarbij dus de rupsband ook over de voorste luchtbanden liep, waren ruggelings articulerend tot een enkel voertuig samengevoegd dat door zijn lengte een uitstekend overschrijdingsvermogen kreeg om loopgraven te overwinnen. Ze konden ook losgekoppeld worden om als aparte tanks verder aan het gevecht deel te nemen. Het tweede project, de Pantrado 2, was in 1935 een reactie op het plan van het Nederlandse leger om een tweede pantserwageneskadron uit te rusten, mogelijkerwijs van een ander type dan de Zweedse Landsverk M36 die voor het eerste eskadron aangeschaft was. In februari 1936 diende DAF daarvoor een voorstel in bij de Commissie Pantserautomobielen bestaande uit een veel conventioneler ontwerp, een vrij normale pantserwagen/half-track die echter wel een vrij futuristisch uiterlijk had door het gebruik van afgeschuinde pantserplaten. Ook was de romp zelfdragend en gelast. De commissie was niet erg enthousiast over het plan. In mei 1936 concludeerde ze dat het voertuig ontworpen leek te zijn met de Trado-ophanging als doel in plaats van middel, zonder acht te slaan op de gevechtswaardigheid. Zo was de toren, die plaats moest bieden aan een machinegeweer, veel te plat. Daarbij zou het model hoe dan ook niet op tijd in dienst genomen kunnen worden. Voordat het echter tot een openlijke afwijzing kon komen, kwamen enkele hoge bevelhebbende officieren tussenbeide die erop wezen hoe wenselijk het was in eigen land een pantserwagen te produceren, vooral indien voorzien van een Fordmotor, daar er al een Fordfabriek en -servicenetwerk aanwezig waren. Hierop wijzigde de commissie haar oordeel in positieve zin. Ondanks een lobby van Van Doorne zelf en de Nederlandse staalindustrie werd het type in oktober echter niet uitgekozen voor de order, die naar Landsverk ging.
Wel beloofde het ministerie van defensie een lijst van eisen aan DAF toe te laten komen, waaraan pantserwagens van de derde aan te schaffen serie moesten voldoen.
De Pantrado 3
Nadat die lijst in november 1936 ontvangen was, begon DAF aan het ontwerpen van de Pantrado 3, een groter en uiteindelijk ook eenvoudiger ontwerp. In het voorjaar van 1937 begon de bouw van een demonstratievoertuig, gemaakt van ongehard staal; dat was goedkoper en kon gemakkelijker aangepast worden. In juli waren een schaalmodel en blauwdrukken klaar. Ondanks zekere afwijkingen van de specificaties, zoals het ontbreken van een voorwielaandrijving, besloot de commissie op basis hiervan in augustus een prototype te bestellen of althans voor beoordeling te accepteren: DAF mocht er een op eigen rekening gaan bouwen. Als zodanig diende het demonstratiemodel dat al in aanbouw was. In april 1938 werd deze DAF pantserwagen type 3/1938 gepresenteerd aan een delegatie van de Artillerie Inrichtingen en in mei aan de Commissie Pantserautomobielen. Om zo snel mogelijk een besluit te kunnen nemen over mogelijke aanschaf, werd tussen 4 juli en 23 september een snel testprogramma afgewerkt bij het 1e Eskadron Pantserwagens, gelegerd in Noord-Brabant. Het prototype bestond alleen uit de romp, hoewel DAF wel een zeer realistische dummy-toren vervaardigd had. Van een Landsverk M36 werd ter wille van de proefnemingen een toren genomen en op de romp bevestigd. Het programma verliep zeer gunstig voor het model. De terreinvaardigheid, vooral wat betreft het klimvermogen, was duidelijk superieur aan die van de Zweedse voertuigen. Al op 9 september sprak de commissie het “zeer aanvaardbaar” uit. Wel moesten bepaalde verbeteringen worden aangebracht. Om tijdverlies te voorkomen werd geaccepteerd dat er nog geen voorwielaandrijving was maar een mogelijke tweede productieserie zou deze eigenschap wel moet bezitten. Ook moesten er schotvrije banden worden aangebracht. Omdat die meer wrijving zouden veroorzaken, zou er een krachtiger Ford 125 pk Lincoln-Zephir V8 motor geïnstalleerd moeten worden. Het type band dat men daarbij het eerst op het oog had, van Cellastic, bleek bij hoge snelheden echter langzaam te vervormen. Daarom werd een definitieve keuze uitgesteld.
In november gaf het ministerie van defensie aan de Artillerie Inrichtingen opdracht snel met DAF een contract te sluiten maar daarbij deden zich wat onverwachte problemen voor. De gewenste Lincoln-Zephir-motor bestond helemaal niet — men had de wel bestaande Ford 112 pk V12 ervoor aangezien — en men kon het niet eens worden over de keuze voor een staalproducent. In januari 1939 drong het ministerie op haast aan en bepaalde meteen het aantal voertuigen op twaalf. Hierop besloot men de Ford Mercury V8 van 95pk in te bouwen en de staalplaten in België te bestellen bij het Luikse Ougrée Marihaye.
Begin mei werd het contract gesloten voor twaalf nieuwe voertuigen van het type P.T.3 ofwel M39, te leveren tussen 15 september en 15 december 1939, voor een prijs van 529.600 guldens, prototype inbegrepen. Voor 218.400 Zweedse Kronen werd via de zaakgelastigde van Landsverk in Nederland, de NV. Rollo te Den Haag, twaalf torens besteld; die zouden per 23 september alle aan de Artillerie Inrichtingen geleverd moeten zijn, die ze weer per 1 november met ondertussen ingebouwde bewapening aan DAF moest hebben overgedragen.
M39, M39, M39, M39, M39, M39, M39, M39